Hardlopen : een nieuwe liefde

Door Renzo Verwer

oorspronkelijke publikatie : hardloopnieuwsbrief westerpark, oktober 2002

Ik was overwerkt en er zat een vrouw aan mijn kop te zeuren. Een situatie waar ik inmiddels aan gewend was, helaas. Maar dit keer deed ik er iets aan! Ik verbrak alle contact en, belangrijker, ik ging voor het eerst hardlopen. Ongeduldig wachtte ik de middag af totdat Joke en ik hadden afgesproken. Al na een klein stukje rennen brak bij mij de zon door. “Ik wist niet dat dit zo leuk kon zijn”, giechelde ik tegen Joke. Het hardlopen bleek een liefde op het eerste gezicht: je wilt iets, nog vóór je weet wat het precies is.

De dinsdag erop doe ik mee met de training van Hardloopgroep Westerpark. Joke blijkt ook in groepsverband een fantastische trainster. Woensdagochtend word ik innig gelukkig wakker; ik heb net hardgelopen en morgen mag ik alweer. Hardlopen voelt als een nieuwe geliefde: elke dag is weer spannend en verrassend, en ze zit nog vol onvermoede eigenschappen, grapjes en plekjes. Niets of niemand is leuker dan ZIJ. Dit euforische gevoel houdt nog steeds aan; fanatiek sporten zou wel eens dezelfde waanzin als een heftige verliefdheid kunnen zijn, denk ik. Maar dan zonder het gedoe van een onhandige relatie.

Groep

De hardloopgroep maakt het lopen extra leuk. De groep is gezellig: er wordt (zeker ook door mij) soms met meer aandacht gepraat dan gelopen. Zonder de anderen had ik het rennen allang opgegeven. De lopers boeien me: stuk voor stuk zijn dit mensen met karakter, met een bepaalde eigenzinnigheid. Het zijn aparte figuren; soms lijkt de dam-tot-dam-loop het hoogste doel in hun leven. En ze hebben gelijk - dat is het natuurlijk ook!

Prachtig is hoe hardlopers rekening met elkaar houden. De sterkste lopers komen na hun stukje rennen de zwakkere broeders ophalen, men vraagt aan elkaar hoe het gaat. Dat is totaal anders bij de andere sport die ik bedrijf: de uiterst agressieve schaaksport, waar iedereen altijd bezig is met elkaar afzeiken en te bewijzen dat ie beter is dan de ander, en waar de hiërarchie zo groot is dat goede en slechte spelers elkaar soms nauwelijks spreken.

De groep heeft natuurlijk ook (kleine) nadelen. Vooral het vrouwelijk smaldeel blinkt uit in het geven van ongevraagde adviezen. “Loop je niet te hard?” “Doe het rustig aan, Renzo”, “Wat heb jij nou voor schoenen/veters??? Dat kan echt niet. Je moet nieuwe kopen. Hoor!”. Soms irriteert het me mateloos, al vind ik die bemoeizucht ook wel weer leuk en schattig.

Sigaar
Waarschijnlijk weet Joke niet half hoe dankbaar ik haar ben voor de kennismaking met het lopen. Ik zou het niet meer kunnen missen. Mijn zwaarmoedige buien zijn minder en ik voel me fitter dan ooit. Rennen is geweldig! Zo loop ik eind september op een zondagmiddag met redelijk gemak tien à elf kilometer - in een groepje uiteraard. Ik heb het gevoel dat ik eeuwig door kan gaan; ik ben verbijsterd dat ik dit kan en hoe heerlijk het kan zijn. Op sommige momenten lijk ik een glimp van het goddelijke, het ondenkbare op te vangen. Tegelijkertijd ervaar ik dit gevoel als iets vanzelfsprekends, iets dat altijd al voor me klaarlag en dat ik alleen maar hoefde te vinden.

De wetenschap verklaart mijn euforie door te wijzen op de aanmaak van endorfinen. Zoals voormalig profwielrenner (1980-1991) Peter Winnen het fraai uitlegde in zijn boek Valse Start (2002): “Endorfine werkt ongeveer hetzelfde als morfine. Het bestrijdt de pijn en het geeft een zalige roes. Wie er ooit van geproefd heeft kan niet meer zonder. De leverancier van het goedje is niet een louche dealer, maar het eigen lichaam. Hoe meer pijn men lijdt, hoe meer endorfine het lichaam naar zichzelf en zijn bewoner toeschuift. Het lichaam presenteert zichzelf een sigaar uit eigen doos.”

Kinderachtigheden

Heeft het sporten dan alleen gunstige effecten? Natuurlijk niet. Bij sport en spel kun je je niet verschuilen. Dus roept het lopen ook de kinderachtigheden in mij op: ik wil schitteren in een groep, ik wil per sé winnen (terwijl ik zeker niet de beste loper ben) - eigenschappen van me die ik zowel erg goed als erg slecht vind. Als ik harder loop dan Annemieke komt er een waanzinnige tevredenheid over me. Complimentjes van de hardloopjuf doen me groeien, commentaar maakt me onzeker. Slecht lopen vaak ook. Ik vind dat ik boven die dingen moet staan. Dát lukt me dus niet, en daarom geef ik me zoveel mogelijk aan het heerlijke gevoel over. Aan mijn trots op wat ik allemaal kan, op wat ik mijn lichaam kan aandoen.

Die trots is prachtig, maar wat is ze waard? Ik weet dat ik goed bezig ben, dat ik mezelf steeds verbeter. Ik weet ook dat ik me niet moet vergelijken met de allerbesten, waar ik natuurlijk wel bij zou willen horen. Streven naar het hoogste, dat wil ik op elk terrein. Ik denk wel eens: was ik maar eerder begonnen, dan had het misschien wat kunnen worden. Een laatste restje hoop haal ik het uit leven van schrijver Tim Krabbé die net als ik pas op zijn 29ste fanatiek begon te sporten, het schaakbord aan de kant schoof, en uiteindelijk nog amateurwielrenner werd.

Ik houd er een hoop zinloze gedachten op na. De realiteit is hard: een Nederlandse, laat staan olympische - of wereldtitel zal ik nooit behalen, een wereldrecord zit er ook al niet in. Ik mag al blij zijn als ik ooit een marathon loop. Waarom blijf ik mij dan toch afbeulen? Tja. Omdat ik verschrikkelijk veel van deze sport hou. Behalve de liefde roept niets zulke heftige emoties in mij op als het hardlopen. Hoe beter ik loop, hoe meer ik me mijn beperkingen realiseer. Soms denk ik: ik loop net goed genoeg om te zien dat ik er niets van kan. Ik ben de slechtste hardloper die ooit zoveel van hardlopen hield.